Mijn eerste Leidse fotoproject ging over asielzoekers. Leiden, Stad van Vluchtelingen, van hugenoten en Pilgrim Fathers. Ik hoorde afschuwelijke verhalen. Ontsnappingen aan wrede regimes of oorlogen. Erkende vluchtelingen kregen snel een verblijfsstatus met bovenwoning en inburgeringscursus. Vaak was het leed kleiner. Vrouwen, verstoten door hun omgeving. Wegens verzet tegen een gedwongen huwelijk. Door ontrouw aan een tirannieke echtgenoot. Huiselijk geweld. Eerwraak. Mannen uit chaotische steden of verdroogde dorpjes. Zonder werk. Een andere religieuze of sexuele voorkeur. Niet in gevaar, maar ook geen leven. Ze werden verblind door onze vrijheid en welvaart. Blind voor onze onwil en machteloosheid. Wij ontfermen ons over politieke dissidenten en oorlogsslachtoffers. Niet iedereen heeft recht op ons geluk. Dus laten we sociale en economische gelukzoekers dobberen voor de dijken van ons staatsburgerschap, hopend dat ze ergens anders heen zwemmen. Ze klampen zich vast aan onze wetten en procedures, drijvend op een klotsend maatschappelijk draagvlak. Een deel wordt opgepikt door juridische reddingsboten. Een enkeling spoelt aan op een golfje publieke ophef of medemenselijkheid. De rest tolt rond in draaikolken van hoop en teleurstelling, weggezogen in uitzichtloosheid of illegaliteit. Veel mensen uit mijn eerste fotoproject zitten nog altijd in opvangcentra. De mannen gaan bij de slagbomen langzaam op in hun sigarettenrook. De vrouwen doen in hun minikamertjes wat ze altijd al deden. Teveel eten maken als ik langskom. Soms verdwijnt een gezin met onbekende bestemming. Soms wordt een kind geboren. Het leert Nederlands. Het gaat naar een Katwijkse school. Het groeit op als een Nederlands kind dat de ouders vage hoop biedt op een status. De mannen in het opvanghuis van de Stichting Uitgeprocedeerde Vluchtelingen hopen tegen beter weten in. Ze zijn uitgewezen maar kunnen niet terug. STUV biedt hen bed, bad, brood en een bedragje. Genoeg om niet buiten te slapen en te vervuilen of te bedelen. Dat zou aanstoot geven. Maar meer ook niet. Geen opleiding, geen baantje, geen vrijwilligerswerk. Géén binding met de bevolking. Géén aanzuigende werking. Biai was de eerste STUV bewoner die ik portretteerde. Hij woont sinds 2011 bij STUV. Biai wil dolgraag werken. ‘Ik wil alles doen, zegt hij. ‘Maakt niet uit wat. Maar niets mag.’ Biai moet terug, maar hij krijgt geen paspoort. Dus blijft hij in STUV. Hij is blij dat het tijd is voor de grote schoonmaak. Eindelijk iets te doen. Alle bewoners helpen mee, ongeacht geloof, ras of afkomst. Ze verstaan elkaar niet, maar begrijpen elkaar snel. Samenwerken verbroedert.

Door: Patricia Nauta